Omdat de raadsleden de inhoud van de financiële nota van het meerjarenplan goed zouden kunnen beoordelen, moeten ze weten welke uitgangspunten het bestuur gebruikt om de ontvangsten en de uitgaven te ramen. Daarom bepaalt de regelgeving dat de toelichting een beschrijving moet bevatten van de grondslagen en assumpties die het bestuur gekozen heeft voor de opmaak van het beleidsrapport (artikel 3, 4e lid van het ministerieel besluit BBC van 21 juni 2018).
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen grondslagen en assumpties voor exploitatie, investeringen en financieringen
Exploitatie
Klasse 60 : aankoop goederen
Nulgroei (indexpercentage is 0 %) of toepassing werkelijke cijfers
Klasse 61 : diensten en diverse leveringen
Groeivoet van 1 % of toepassing werkelijke cijfers
Klasse 62 : personeelskosten
Door de dienst HRM werd een gedetailleerde update gemaakt (op persoonsniveau) voor de jaren 2020 en 2021.
Er werd gebudgetteerd op individueel niveau (per persoon/functie) waarbij werd rekening gehouden met deeltijds werken, pensioneringen, in- en uitdiensttredingen en volgende indexsprongen :
- Index 01/01/2021 : 1,7410
- Index 01/01/2022 : 1,7758
- Index 01/07/2023 : 1,8114
- Index 01/01/2025 : 1,8476
Klasse 64 : toegestane subsidies en overige werkingskosten
Groeivoet van 0 %
Voor dotaties aan verbonden besturen (hulpverleningszone, politiezone, kerkfabrieken) waarvoor aparte budgetten worden opgemaakt werden de werkelijke cijfers opgenomen
Klasse 65 : financiële kosten
Voor historische leningen werd uitgegaan van de werkelijke cijfers uit de aflossingstabellen van de diverse financiële instellingen.
Voor nieuwe leningen (op basis van het gebudgetteerde investeringsprogramma en het evenwichtscriterium ‘beschikbaar budgettair resultaat’) werd rekening gehouden met
- een prefinanciering gedurende het budgetjaar zelf
- een 100 % opname in het budgetjaar + 1
- lening op 20 jaar
- vaste annuïteiten
- rentevoet van 0,5 % op jaarbasis (op basis van de laatste aanbesteding)
Klasse 70 : verkopen (ondermeer : retributies)
Nulgroei (indexpercentage is 0 %)
Voor de geplande verhoging van het tarief van vakantiekampen en omgevingsvergunningen werd een aangepast bedrag ingeschreven
Klasse 73 : belastingen
De gemiddelde inflatie over de jongste 10 jaar bedraagt 1,68 %.
De gemiddelde jaarlijkse groeivoet van de opbrengsten onroerende voorheffing en opcentiemen onroerende voorheffing wordt als volgt berekend
- Berekening gemiddelde opbrengst per jaar van de voorbije 5 jaar. Hierdoor worden pieken en dalen die niet gelinkt zijn aan wijzigingen in de belastbare basis, maar wel het gevolg zijn van een onregelmatig inningsritme (door de Federale en Vlaamse overheid) afgevlakt.
- Berekening van de 10-jaarlijkse groeivoet over deze gemiddelde opbrengsten (LT groeivoet over de jongste 10 jaar)
- Berekening van de 5-jaarlijkse groeivoet over deze gemiddelde opbrengsten (KT groeivoet over de jongste 5 jaar)
Hieruit werden volgende groeivoeten afgeleid:
Type belasting | Groeivoet 10 jaar (LT) | Groeivoet 5 jaar (KT) | Groeivoet MJP |
Aanvullende PB | 2,26 % | 2,97 % | 1,50 % |
Opcentiemen OOV | 2,64 % | 0,63 % | 1,50 % |
Er werd geopteerd om voor beide belastingen een groeivoet van 1,5 % te hanteren.
Deze ligt wat de aanvullende PB betreft onder de gemiddelde KT en LT groeivoet, omwille van de impact die verwacht wordt naar aanleiding van de Covid crisis. De belastbare grondslag (inkomsten uit arbeid) staat de komende jaren immers onder druk als gevolg van tijdelijke werkloosheid en jobverlies.
Wat de OOV betreft ligt de gehanteerde groeivoet hoger dan de KT groeivoet op 5 jaar, maar lager dan de LT groeivoet op 10 jaar. Uit analyse is immers gebleken dat de KT groeivoet aanzienlijk beïnvloed werd door een Vlaamse maatregel die vrijstellingen voorzien voor nieuwe investeringen in materiaal en outillage. Deze mogelijkheid van vrijstellingen is nu vrijwel volledig uitgeput. Hierdoor is de gemiddelde KT groeivoet lager dan normaal mag verwacht worden. De LT groeivoet werd dan weer beïnvloed door de ingebruikname van diverse verkavelingen.
Voor lokale gemeentebelastingen werd een nulgroei gehanteerd op basis van het budget 2019/2020 en de tussentijdse jaarrekeningen.
Klasse 74 : ontvangen subsidies
Nulgroei voor basisbedragen
Gemeentefonds en plattelandsfonds : werkelijk cijfers (groeivoet van 3,5 %)
Klasse 75 : financiële opbrengsten
Nulgroei voor ontvangen intresten
Werkelijke cijfers voor dividenden intercommunales
Financiering
Aflossing leningen
- Voor historische leningen werd uitgegaan van de werkelijke cijfers uit de aflossingstabellen van de diverse financiële instellingen
- Voor nieuwe leningen : zie rubriek ‘klasse 65’
Nieuwe leningen - Er werden bijkomende leningen ingeschreven à rato van het tekort in het beschikbaar budgettair resultaat
Investeringen
- Een gedetailleerde lijst met nieuwe investeringen werd opgenomen voor de periode 2020-2025
- De uitlopers van investeringen uit 2019 (vastlegging in 2019, facturatie in 2020 of later) werden apart voorzien en ingeschreven.
- Investeringen werden in de mate van het mogelijke gespreid in de tijd, volgens de verwachte financiële stromen
- Investeringstoelagen van aanverwante besturen (politiezone, hulpverleningszone, besturen erediensten) werden ingeschreven à rato van de goedgekeurde beleidsdocumenten (budgetten en MJP).